Tije is vrij vandaag, de leraren hebben een studiedag. Hoewel hij het uitslapen in de weekenden begint te ontdekken, staat hij vanmorgen redelijk bijtijds beneden. Ik snap het wel: Mara moet gewoon naar school dus het halve huis is inmiddels ontwaakt. Rustig wakker worden met een film, buitenspelen in de sneeuw en koekjes bakken; daarmee is de dag al bijna gevuld. Maar aan die vrije tijd komt ook een einde want Tije moet naar het zwembad voor ‘zwemles’.
Na een ontspannen tocht door de sneeuw nemen de meiden en ik plaats op de tribune, terwijl Tije begint met een kwartier vrij zwemmen, of, in het geval van Tije: in 15 minuten zo vaak mogelijk van de wildwaterbaan en glijbanen. Daarna begint zijn blok Zwemmend Redden.
De bedoeling is dat de kinderen een pop van de bodem van het zwembad ‘redden’. De uitleg is duidelijk en alles wordt goed voorgedaan. Eén van de jongens uit het groepje gaat enthousiast als eerste. Ik kijk naar Tije. Zijn ontspannen houding van eerder is verwaterd, hij staat maar wat te draaien. Zonder morren springt hij als derde het water in, kucht wat overdreven en voert vervolgens de opdracht redelijk uit. Maar dan is het opeens helemaal mis, half snikkend en proestend zegt hij iets tegen de badmeester in het water, om vervolgens zichtbaar overstuur op de kant te klimmen.
Ik roep hem bij me en vraag wat er is. “We moeten en pop van 80 kilo van de boden duiken, mam!” Ik zucht: Tije en cijfertjes, die 80 kilo wegen in zijn hoofd inmiddels al het tienvoudige. Ik leg uit dat het water het grootste gewicht draagt, dat hij dit makkelijk kan. Dat hij het net heeft gedaan. Maar hij blijft overstuur… en ik snap het niet. Hij heeft de pop van de bodem getild, de handeling netjes uitgevoerd. Ik probeer terug te gaan naar de oorzaak, maar ik heb niets gezien wat zijn gedrag of zijn gevoel verklaart.
Tije sluit zich vervolgens schoorvoeten weer aan bij het groepje, maar als de nieuwe activiteit wordt uitgelegd gaat hij aan de kant zitten mokken. Ik wacht even af, zie hoe hij niet of nauwelijks reageert op de zwemleraren. En hoewel ik probeer om dit te plaatsen, het maar even te laten, schiet dit gedrag direct in mijn allergiegebied. Na een dag vol rennen en regelen, met weinig resultaat, drukt de lijst van wat er vandaag verder nog moet mijn redelijkheid steeds verder weg. Zit ik hier mijn tijd te verdoen in een zwembad, te kijken naar een kind dat blijkbaar niet van plan is nog aan de les deel te nemen.
Ik zucht, tel tot tien en roep hem opnieuw bij me. Ik probeer het gesprek aan te gaan, wil weten waar het vandaan komt. En dat helpt niet. Want ik zie zijn punthoofd, en weet dat er dan niets meer binnen komt, en toch… ik praat, ik vraag… ik benoem wat ik zie, ondertitel zijn gevoel en weerleg wat ik kan weerleggen. En zijn verdriet raakt me, maar zijn klaagzang over moe zijn, over hoofdpijn is als olie op het vuur. Als we bij het zwembad aankomen is er namelijk (nog) niets aan de hand, en ik weet bijna zeker dat er zodra we naar buiten lopen ook niets meer aan de hand is.
Toch is er iets waar hij zich duidelijk niet overheen kan zetten. Iets wat hij blijkbaar niet in woorden kan vatten, waardoor ik word opgezadeld met verzonnen verklaringen. Iets waarin ik gebrek aan respect ervaar, voor mij en voor de badmeesters. En dat is iets waar ík mij vandaag niet overheen kan zetten. En daarom geef ik hem een optie die haaks op mijn principes staat: de optie om op te geven. Ik geef hem de keuze: meedoen of douchen en naar huis.
Een kwartier later lopen we het zwembad uit. En Tije? Die is vrolijk en ontspannen. Er zijn momenten dat ik niets liever zie dan dat hij na zo’n punthoofd de ontspanning weer vindt. Maar nu, op dit moment, is mijn eigen punthoofd uitgegroeid tot een spuwende vulkaan: ik ben zo boos, gefrustreerd, teleurgesteld. En hoeveel die gevoelens nu vooral gericht zijn op Tije, begint het zelfverwijt al te knagen.
Als de kinderen op bed liggen ga ik zitten om het verloop van deze middag op te schrijven. En met de woorden die ik tik, komt er rust, neem ik afstand. En met de afstand komen… uiteindelijk… de tranen. Want het doet pijn. Ik heb duidelijk iets gemist vandaag, heb iets niet gezien of onvoldoende op waarde geschat. Terwijl ik hem wil helpen maak ik het blijkbaar alleen maar erger. Ik zie de overprikkeling, benoem waar het vandaan komt, maar kan Tije niet bereiken.
Ik besef dat ik niets heb kunnen doen om Tije in deze situatie te helpen, maar dat ‘niets doen’ misschien precies is wat hem zo’n situatie helpt. Maar dat is achteraf. Op het moment zelf lijkt het alsof ik meedrijf op de stroom.
Op deze momenten voel ik mij de meest waardeloze moeder. Ondanks alles wat ik heb geleerd trap ik vol in deze valkuil. Het voelt alsof ik nooit zal leren hoe ik met dit soort situaties om moet gaan. Omdat ik het nooit zal begrijpen. De uitleg is duidelijk maar de les niet geleerd. En terwijl ik de grond onder mijn voeten voel wegzinken, probeer ik mijn hoofd boven water te houden. Ik kan overduidelijk nog wel wat lessen Reddend Zwemmen gebruiken!
Eva (37) woont samen met haar vriend en drie kinderen: een zoon en twee dochters. Al opjonge leeftijd vertoont haar zoon Tije kenmerken van ASS. Hoewel alarmbellen bij haar steeds sterker beginnen te rinkelen, vindt zij hierin lang geen erkenning. Inmiddels de diagnose ASS gesteld. In het afgelopen schooljaar blijkt het regulier onderwijs onvoldoende passend. Tije is na de zomervakantie gestart op het Speciaal Basis Onderwijs. Na een maandenlange wachtlijst is nu ook de gespecialiseerde begeleiding opgestart.
Voor de website van ParASSchute schrijft Eva om de week een blog over het traject waar zij nu met haar gezin in gaat. In “Onder Moeders ParASSchute’ deelt zij haar zoektocht naar duidelijkheid, begrip, handvatten en rust.