De kogel door de school

De weken worden opnieuw, nog steeds eigenlijk, beheerst door alles rondom Tije. Telefoontjes, mailtjes, gesprekken. Mijn dagindeling steeds opnieuw aangepast. Het continurooster wordt al vrij onderbroken met een lunchpauze. Hopend dat die pauze hem tot rust laten komen, voldoende ruimte biedt in zijn drukke hoofd om de middagen te kunnen verwerken. Helaas blijkt dat al snel niet voldoende. Sinds het laatste overleg is Tije de middagen thuis, een hele schooldag overduidelijk teveel van het goede.

De ambulant begeleider spreekt haar bewondering uit: “wat goed dat jij dit voor hem doet, dat jij er steeds voor hem bent”. Ik veeg het van tafel, weerleg het compliment: ik heb hierin geen keuze. Ik moet! Er is niemand anders die het voor hem kan doen. Bovendien is hij mijn zoon en is het daarmee toch mijn plicht om voor hem te doen wat ik kan. Ik kan de klappen niet voor hem opvangen. Blijk hem keer op keer niet te kunnen beschermen tegen wat er op zijn pad komt. Wat mij rest is hem een veilige basis bieden, er letterlijk en figuurlijk voor hem zijn. Ik blijk mijzelf hier ook niet te kunnen beschermen. Ik krijg van Tije dagelijks de volle lading en probeer alles te (ver-)dragen. Zo loop ik op mijn tenen en tandvlees tegelijk terwijl ik zijn rots in de branding probeer te zijn. Een rots die langzaam steeds meer afbrokkelt.

Met elk moment dat de leerkrachten op school niet kunnen opvangen, elk moment onder schooltijd dat ik Tije thuis heb, wordt de situatie pijnlijk duidelijk. De bescheiden winst die met alle inzet wordt behaald weegt niet op tegen het trauma. De weerstand tegen elke vorm van ‘moeten’, de voortdurende overprikkeling. Tije ziet het anders. Hij vindt het prettig op school, gaat met plezier. Hij ziet en voelt niet wat een schooldag met hem doet, wat het vraagt van zijn omgeving. Hij lijkt niet te beseffen dat het feit dat hij niet tot werken komt betekent dat het ‘niet goed’ gaat op school. De functie van school voor Tije blijkbaar onvoldoende duidelijk.

Dat Tije het zo anders ziet maakt dat ik met het lood in mijn schoenen naar school sjok. Vandaag wordt de knoop doorgehakt: krijgt Tije na de zomervakantie hier nog een kans? Of wordt vandaag de overstap naar het SBO in gang gezet!? De afgelopen weken hebben wij geleidelijk aan voorbereid op deze laatste uitkomst. Maar tot het daadwerkelijk wordt uitgesproken, blijft er dat kleine sprankje hoop. De woorden die ik al verwacht komen: er is voor Tije geen plaats hier op school, of beter, Tije is hier op school (nu) niet op zijn plek, want opnieuw klinkt de bereidheid om hem op te vangen door in de woorden.  

Het gesprek gaat verder over de stukken voor de TLV. Er wordt besproken wat er duidelijk in moet staan zodat de nieuwe school hierop direct kan anticiperen. De inhoud gaat eerlijk gezegd aan mij voorbij. Mijn gedachten verzanden in een mantra: ‘niet huilen nu, niet huilen!’. En het gaat goed. Ik ben stil en houd mijn ogen droog. Dan is daar even een hand op mijn schouder, van die leerkracht die het ‘stiekem’ allemaal door heeft, en komen de tranen naar buiten rollen. 

De bevestiging die deze beslissing met zich meebrengt,  dat mijn gevoel opnieuw juist is. Dat Tije meer nodig heeft dat het regulier onderwijs kan bieden. Dat we eindelijk de stap kunnen zetten naar het speciaal basisonderwijs, waar hopelijk de middelen en omstandigheden aanwezig zijn om Tije op te vangen. Dat de kogel nu eindelijk door de kerk is. Dat wij, en Tije straks ook, weten waar we aan toe zijn. Maar opluchting blijft uit. Mijn tranen zijn vooral voor Tije. Omdat ik weet dat hij het anders ziet en anders wil. Omdat ik voor hem zo graag zou willen, dat het anders is.

Het is mooi en tegelijkertijd schrijnend om te zien hoe deze leerkrachten balen dat zij Tije niet hebben kunnen bieden wat hij nodig heeft. Het lijkt bijna alsof ze het als een persoonlijk falen zien. Volkomen onterecht wat mij betreft. Het aanmodderen op de eerste school, het uitstellen van het aanvraag van de begeleiding die hij zo hard nodig heeft. Het is teveel gevraagd om daar in zes weken doorheen te breken. En in deze laatste weken van het schooljaar vragen we van Tije iets dat voor hem vrijwel onmogelijk is: schakelen. Wennen op een nieuwe school met een andere werkwijze. Zijn draai vinden in een nieuwe klas. En om te slagen moet hij zijn weerstand opzij zetten, taakgericht werken, fouten durven maken. 

En daar breekt mijn hart, want hoe hebben wij dat van hem kunnen verwachten. Het voelt alsof ik mijn zoon moedwillig aan dit falen heb onderworpen. We hebben de kleine kans gepakt. Gehoopt op een wonder, bereid om genoegen te nemen met een klein lichtpuntje. Als dit de juiste keuze was, waarom voelt het dan nu zo verkeerd? Tije heeft deze kans op regulier onderwijs absoluut verdiend. Maar voor een eerlijke kans was het waarschijnlijk al te laat. Wat doet het met hem nu hij opnieuw naar een andere school moet. Daarmee overheerst verdriet en schuldgevoel, is er nog geen ruimte voor berusting. En voel ik bovenal zijn pijn. Pijn die ik nu nog in zijn plaats voel. De pijn die ik binnenkort met hem zal moeten delen.


Eva (37) woont samen met haar vriend en drie kinderen: een zoon en twee dochters. Al  op IMG-20170708-WA0019jonge leeftijd vertoont haar zoon Tije kenmerken van ASS. Hoewel alarmbellen bij haar steeds sterker beginnen te rinkelen, vindt zij hierin lang geen erkenning. Inmiddels de diagnose ASS gesteld. Na een escalatie tussen Tije en zijn leerkracht is hij niet langer welkom op school, en krijgt een nieuwe kans op een andere reguliere basisschool. Ondertussen staat het gezin op de lange wachtlijst voor gespecialiseerde begeleiding.

Voor de website van ParASSchute schrijft Eva om de week een blog over het traject waar zij nu met haar gezin in gaat.  In “Onder Moeders ParASSchute’ deelt zij haar zoektocht naar duidelijkheid, begrip, handvatten en rust.


 

Uit het hart

Al bijna een jaar schrijf ik hier mijn verhaal, ons verhaal. Deel ik de woorden en de zorgen die overheersen. Ik schrijf voor mijzelf, om te delen en voor (h)erkenning. Maar ik hoop ook dat ik deze woorden op een dag samen met Tije lees. Dat we terug kunnen kijken op de strijd, de heftige tijd. En dat de herinneringen in kleur zijn, in plaats van het grauwe grijs. Ik hoop dat jij en ik, en wij samen, zo gegroeid zijn dat we ook deze eenzame tijd samen kunnen delen. En daarom Tij, schrijf ik mijn woorden dit keer aan jou. Deel ik mijn warme herinnering aan jouw start op de basisschool, en de angst, de pijn en de twijfel die deze herkansing, de start op een nieuwe basisschool kleurt. 

Daar zit je dan, mijn blonde peutermannetje. Je bent er zo aan toe om naar school te gaan. Ik heb zelfs gebeld of je eerder mag starten. Wettelijk gezien mag je tien dagdelen komen ‘wennen’. Die dagdelen hebben we ingepland: de eerste keer een uurtje, de tweede tot tien uur en daarna tot de lunch. Van achterop mijn fiets klinkt de opnieuw de vraag: “Maar mama, waarom moet jij blijven?”. We voeren al dagen hetzelfde gesprek. En dus leg ik -opnieuw- uit dat ze het op school zo willen. En hoewel de discussie op dat moment in woorden even stopt, zie ik dat jouw ogen het er nog lang niet mee eens zijn.

In een voor jou onbekend gebouw, in deze nieuwe situatie neem jij moeiteloos jouw plek in. Begint zonder enige vorm van strijd aan het werkje dat jouw juf voor jou heeft klaargelegd. Je bent tevreden, op één ding na: ik ben er nog. Ik zeg dat je dan maar aan de juf moet vragen of ik weg mag. Vermaakt kijk ik toe terwijl jij op de juf af stapt: “Juf? Mag mijn mama weg?”. Vertwijfeld kijkt juf naar mij, ik haal mijn schouders op. Dit is wat jij wil! En zo mag ik vetrekken. Na een klein kwartier wijst mijn eigen zoon mij de deur. Ik vertrek zonder enige twijfel. Met jouw gedrevenheid, jouw hang naar kennis, jouw enthousiasme is het hoog tijd voor deze stap. Ik laat je los, zonder angst.

Hoe anders is het nu, ruim 4 jaar later. Nu jij de eerste stappen zet op een nieuwe school. Niet langer open en leergierig. Net als vier jaar geleden heb jij het niet nodig om mijn hand vast te houden, en misschien maar beter ook: ik heb mijn handen nodig om mijn hart stevig vast te houden. Van mijn rust en vertrouwen is na de afgelopen maanden net zo weinig terug te vinden als van jouw gedrevenheid. 

Waar jouw eerste stappen in het basisonderwijs ongedwongen en vrij waren, word ik me steeds meer bewust van de zware rugzak die jij meesleept, van het trauma dat de afgelopen tijd steeds zwaarder is gaan wegen. Realiseer ik mij dat ook ik een en ander meesleep in mijn eigen rugzak. Nu de spanning van keuzes maken, gesprekken en geregel weg is gevallen besef ik dat er de afgelopen weken een tweede emotionele achtbaan in mijn hoofd rond gaat. 

In de periode waarin jij tot rust moet komen claim je mij meer dan ooit. Want de vrije dagen, zo weet ik inmiddels, nemen weliswaar de druk van het naar school moeten weg, maar leveren een weldaad aan niet-opgevulde tijd. Tijd waar jij zelf niets mee kunt. En dus heb je mij nodig om de uren te vullen. 

Na deze rustpauze ben jij zoveel meer ontspannen maar ik ben moe, zo moe. Ik schaam mij ervoor, word bozer op mijzelf dan op jou. Het is immers mijn taak nu, om jou op te vangen. Maar ik kan niet meer. Dat jij nu weer naar school gaat is de pauze die ik zo hard nodig heb. Om even iets meer of minder te kunnen zijn dan jouw gids en jouw boksbal. Mijn leven en liefde beheerst door de zorg, de frustratie, boosheid en pijn. Ik ben uitgeblust, mat.

Met pijn in mijn hart merk ik dat ik steeds meer afstand van jou neem. Ik ben minder tolerant en luister nauwelijks naar de ellenlange verhalen. Jouw knuffels onderga ik gelaten. Ik kom in jouw nabijheid niet meer tot ontspanning. Altijd op mijn hoede. Ik probeer steeds in de schatten of en wanneer de bom barst. Waar jij zo flexibel bent als gewapend beton, vraag jij van mij keer op keer een uiterste aan flexibiliteit, worden mijn grenzen steeds verder uitgerekt.

Pas als vriendinnen tegen mij zeggen dat ik niet moet vergeten wat een leuk en bijzonder mannetje jij bent, besef ik dat dat precies is wat er dreigt te gebeuren. De onmacht overheerst. Het verdriet en de pijn om jouw strijd, om mijn falen. Omdat ik jou hiertegen niet heb kunnen beschermen. Woede en moeheid omdat jij met jouw gedrag alles overheerst. Niet alleen mijn leven, maar ook dat van de anderen in huis. Ik dreig je te vergeten: de Tije die was. Het vrolijke mannetje waarmee ik mij als hij in mijn buik zit al zo verbonden voel. Die baby en peuter die ik moeiteloos aanvoel en begrijp. Ik raak je kwijt. Niet alleen in het nu. De herinneringen weggedrukt door de weerstand die ik steeds tref. Ik zie de momenten waarop jij zo graag wilt helpen niet meer, hoe jij kunt meeleven met iedereen die je lief is. En het allerergste is dat ik dan niet meer voel hoeveel ik van je houd.

Maar hoe moe ik ook ben of hoe groot ook de rekening, weet dat ik er altijd zal zijn als jij valt. Dat ik je opvang als het niet lukt op deze school. Want hoe zeker jij ook deze school binnen stapt, en hoe hard iedereen in jouw omgeving zijn best doet. Als jij het niet ziet, gaat het niet lukken. Ik hoop dat deze stap, deze school is wat jij nodig hebt. Om jezelf terug te vinden, vertrouwen te winnen. Ik hoop  dat deze school jou rust gaat brengen, omdat ik die rust zelf ook keihard nodig heb.


Eva (36) woont samen met haar vriend en drie kinderen: een zoon en twee dochters. Al  opIMG-20170708-WA0019 jonge leeftijd vertoont haar zoon Tije kenmerken van ASS. Hoewel alarmbellen bij haar steeds sterker beginnen te rinkelen, vindt zij hierin lang geen erkenning. Inmiddels de diagnose ASS gesteld. Na een escalatie tussen Tije en zijn leerkracht is hij niet langer welkom op school. Na anderhalve maand thuis start Tije op een nieuwe reguliere basisschool. Ondertussen staat het gezin op de lange wachtlijst voor gespecialiseerde begeleiding.

Voor de website van ParASSchute schrijft Eva om de week een blog over het traject waar zij nu met haar gezin in gaat.  In “Onder Moeders ParASSchute’ deelt zij haar zoektocht naar duidelijkheid, begrip, handvatten en rust.


 

De laatste reguliere strohalm

Net voor de meivakantie is de inschrijving op de nieuwe school geregeld. Het hoofd en gevoel al snel op één lijn. In het laatste gesprek is een aanzet gemaakt tot een plan, in ieder geval voor de eerste weken: korte lijnen, veel overleg, een voorzichtige start. De inzet voor de komende tijd is om Tije weer met plezier naar school te laten gaan. Ik besef dat het belangrijk is dat Tije gaat inzien wat de functie van school is en wat er van hem wordt verwacht. Maar tegelijkertijd besef ik dat dat nu (nog) niet aan de orde is. Tije heeft in de afgelopen maanden, jaren misschien, een trauma ontwikkeld tegen school, een forse weerstand tegen taken en opdrachten. Wil hij tot leren komen zal hij zich eerst veilig moeten voelen.

Op de valreep neemt Tije net voor de Meivakantie afscheid van zijn oude school en klas. Ik voel dat het belangrijk is. Zijn vertrek hier was zo onverwacht, de aanloop ernaartoe zo heftig, dat een ‘laatste’ positief contact nodig lijkt. Tije vertelt enthousiast over zijn nieuwe school en mag trakteren. Hij krijgt een boek met tekeningen en brieven van zijn (oud-)klasgenoten. De leerkracht zegt mij dat het spijtig is dat het zo is gelopen. Ik bedank haar voor haar inzet, want daaraan heeft het niet gelegen. Ik neem haar niets kwalijk. Maar voel ook dat het voor mij nu klaar is. Niet alleen Tije heeft een afsluiting nodig, ik wil dit boek ook graag dicht kunnen slaan.

De laatste dagen van de Meivakantie kijk ik zo ongeveer van de agenda. Anderhalve maand thuis met Tije. Anderhalve maand geen school, een overdaad aan niet ingevulde tijd en ik zijn voornaamste steun en toeverlaat. Ik ben activiteitenbegeleider en beul, troost en veel getroffen doelwit. Alle woede en frustraties, de onzekerheid in deze periode. Ik krijg het op mijn bord. En ik ben moe, zo moe: de rekening van het trekken van die kar. Ik worstel de dagen door. Vol verlangen en angst leef ik toe naar de dag dat Tije weer naar school gaat. 

De maandag na de meivakantie begint met een afstemmingsgesprek. Dinsdag gaat Tije na ruim anderhalve maand thuis weer naar school. De uren gaan we de komende week langzaam opbouwen. Tije vindt dat maar onzin. Ik denk dat hij de impact van het weer naar school gaan onderschat, maar misschien onderschat ik hem?! Ik ben opgelucht dat hij zo positief is, er zoveel zin in heeft. Maar tegelijkertijd maakt juist die positieve instelling mij doodsbang. Want wat als het ook nu niet lukt? Hoe hard zal dan de klap zijn?

Mijn twijfels of Tije zijn draai kan vinden op het regulier onderwijs zijn de afgelopen weken eerder toe- dan afgenomen. Ik ben gaan beseffen hoeveel energie het vraagt om Tije aan het werk te krijgen. Afspraken maken gaat moeizaam, zodra er iets ‘moet’ volgt de weerstand. Een deel hiervan komt doordat zijn hoofd ‘puzzeltijd’ nodig heeft, zo heb ik inmiddels geleerd. Maar vaak blijft het ‘NEE!’. Hoe moet dit op school. Als ik Tije in een één op één situatie al nauwelijks kan aansturen, hoe moet een leerkracht dit in een overvolle klas dan zien te bereiken. Maar misschien zit ik er inmiddels te dicht bovenop, mijn frustratie hierover de laatste weken zo dicht aan de oppervlakte. 

Als er ergens nog een verstopte twijfel bestaat over de juistheid van de keuze voor deze school, wordt die tijdens het afstemmingsgesprek voorgoed het zwijgen opgelegd. De nieuwe leerkrachten van Tije stellen gerichte vragen. We praten over hoe zij het kunnen zien als hij overprikkeld raakt. Hoe ik inschat dat zij het best kunnen reageren om ervoor te zorgen dat Tije vervolgens niet doorschiet. En als dat toch gebeurt, wat dan? Afspraken, handvatten: voorkomen altijd beter dan genezen.  In het gesprek zoek ik naar balans tussen voldoende handvatten bieden en toch niet teveel invullen.  Ik zie in deze leerkrachten zoveel bereidheid  en gedrevenheid, begrip voor zijn situatie. Begrip dat ik zelf al lang niet meer kan opbrengen. Tije komt zonder twijfel terecht in een warm bad. Als moeder ervaar ik een basisveiligheid die ik op de oude school toch heb moeten missen. Ik hoop dat Tije dit ook zo gaat voelen.

Als ik op dinsdag met Tije de school in loop, staat de leraar al op ons te wachten. Boven de eerste twee haakjes aan de kapstok staat zijn naam. “Wij dachten dat het voor jou fijn is als jij een vaste plek hebt om jouw jas op te hangen!” Ik denk terug aan het gesprek gisteren, heb ik daarover iets gezegd!? Eigenlijk weet ik zeker van niet. Zoiets kleins: een vast plekje aan de kapstok, het is voor mij van grote betekenis. Naast alle goede vragen die er gisteren zijn gesteld, laat dit zien dat deze leerkrachten begrijpen dat juist die kleine zekerheden bijdragen aan het gevoel van veiligheid.

Alle begin is moeilijk, maar een goed begin is het halve werk. Ik hoop dat er met deze nieuwe start in dat starre koppie een knop om gaat. Dat deze leerkrachten de juiste toon treffen. Dat Tije met plezier naar school gaat. Ik hoop, misschien tegen beter weten in, dat Tije hier zijn draai gaat vinden, of in ieder geval voldoende rust om langzaam weer wat op te kunnen bouwen. Ik hoop het, waar ik weinig hoop heb. Waar de onrust van het ‘wat als het niet lukt’ overheerst. En ik hoop vooral voor Tije dat ik het mis heb!


Eva (36) woont samen met haar vriend en drie kinderen: een zoon en twee dochters. Al  op IMG-20170708-WA0019jonge leeftijd vertoont haar zoon Tije kenmerken van ASS. Hoewel alarmbellen bij haar steeds sterker beginnen te rinkelen, vindt zij hierin lang geen erkenning. Inmiddels de diagnose ASS gesteld. Na een escalatie tussen Tije en zijn leerkracht is hij niet langer welkom op school. Na anderhalve maand thuis start Tije op een nieuwe reguliere basisschool. Ondertussen staat het gezin op de lange wachtlijst voor gespecialiseerde begeleiding.

Voor de website van ParASSchute schrijft Eva om de week een blog over het traject waar zij nu met haar gezin in gaat.  In “Onder Moeders ParASSchute’ deelt zij haar zoektocht naar duidelijkheid, begrip, handvatten en rust.